Tranen, tintelende tenen rillend op het ijs
Warmte zo ver weg, hemel donkergrijs
Aangeraakt, tuimelend met twee ogen naar ’t dal
Ademen wordt moeilijk, een vogelvrije val
Laat je zweven met ijskoude wangen in de wind
Fladder tot waar het land opnieuw begint
Trappelend op zoek naar veel vertrouwen
Waarden plots zichtbaar, gedaan met rouwen
Altijd wacht dood tot er een beetje leven kijkt
Akelig eerlijk, wie stil staat bezwijkt
Loop niet achteruit, ga er verdomme tegenaan
Flap uit, in alle eerlijkheid schuilt de traan