Zachtjes slentert wind verder door het woud
Eindeloos veel sparren, geur van levend hout
Vroeg in de ochtend, een paar bewoners schrikken
Een bende stoere mannen, klaar om in te blikken
Netjes uitgedost met wapens, doeltreffend gevuld
Eensgezind op weg naar een bos vol onschuld
Nerveuse dieren, opgejaagd door een luid geschal
Tegenstaanders ongewapend, dan die eerste knal
Weglopen, door razende honden ingesloten
Ineengezakt, hartverscheurend en kapotgeschoten
Netjes op de wagen gelegd, terwijl wordt het stil
Trillende laatste stuiptrekking, die wegstervende gil
In de verte opnieuw geblaf, aanhoudend geweld
Gulzige jagers, vluchtelingen, een oneerlijk slagveld
Triestige blikken, onfatsoenlijk opgehangen
IJskoude ogen angstig kijkend, argeloos gevangen
Elke herfstdag zijn er slachtoffers in de Ardennen
Neergehaald, weinig kansen om weg te rennen